Hartstocht voor het reële
Volgens Slavoj Zizek kan in onze wereld – een universum van levenloze conventies vol dingen zonder wezen – de authentieke ervaring alleen maar een uiterst gewelddadige, schokkende belevenis zijn. Zoals 11 september. ‘Pas dan hebben we het gevoel dat we naar het echte leven zijn teruggekeerd.’
Sabine Reul & Thomas Deichmann: Uw boeken Het subject en zijn onbehagen en Pleidooi voor intolerantie gaan over de crisis van het subject en de politiek. Werpen de gebeurtenissen van 11 september nieuw licht op uw diagnose?
Slavoj Zizek: De laatste weken horen we om de haverklap dat niets meer zo zal zijn als het was. Ik vraag me af of er werkelijk zo’n fundamentele verandering plaatsvindt. Er is natuurlijk een verandering in onze waarneming en voorstelling, maar ik denk niet dat je kunt spreken van een breuk. We zijn eerder in onze attitudes en angsten bevestigd, en wat we voorheen via de media over het terrorisme te horen kregen, is inderdaad uitgekomen.
In die twee boeken schenk ik veel aandacht aan wat we de digitalisering of virtualisering van de werkelijkheid noemen. Weliswaar heeft zestig procent van de mensen op aarde nog nooit een telefoon gebruikt, toch leeft rond dertig procent van ons in een gedigitaliseerd universum dat kunstmatig opgebouwd, gemanipuleerd en niet langer natuurlijk of traditioneel is. Je zou het ironisch zo kunnen zeggen: op alle gebieden hebben we steeds meer te maken met het ding zonder zijn wezen. We hebben bier zonder alcohol, vlees zonder vet, koffie zonder cafeïne en zelfs virtuele seks zonder seks. Nu hebben we ook de virtuele werkelijkheid – realiteit zonder realiteit, eigenlijk een totaal gereguleerde en verzakelijkte werkelijkheid. Maar de medaille heeft een keerzijde: ik zie in de hele twintigste eeuw een tegentendens waarvoor de filosoof Alain Badiou een goede formule gevonden heeft: – de hartstocht voor het reële. Anders gezegd: omdat we leven in een universum van levenloze conventies kan de authentieke ervaring alleen maar een uiterst gewelddadige, schokkende belevenis zijn. Pas dan hebben we het gevoel dat we naar het echte leven zijn teruggekeerd.
SR & TD: Is dat wat we op dit moment doormaken?
SZ: Ik denk dat dit wellicht bepalend is geweest voor de hele twintigste eeuw, die pas echt met de Eerste Wereldoorlog begon. We herinneren ons allemaal de oorlogsverhalen van Ernst Jünger waarin hij de ervaring van de directe fysieke strijd als authentiek afschilderde. Op het niveau van de seksualiteit kunnen we naar mijn idee Oshima’s Rijk der zinnen als archetypische film van de twintigste eeuw beschouwen, een film met als inzet dat je in de seksuele ontmoeting werkelijk radicaal tot het uiterste gaat en elkaar praktisch doodmartelt. Om authentiek te zijn, moet de ontmoeting extreem gewelddadig zijn.
In dat opzicht is voor mij nog een andere figuur emblematisch – de zogenaamde , een in de VS veel voorkomend pathologisch verschijnsel. Dat zijn mensen, ongeveer twee miljoen, die zichzelf met scheermesjes snijden. Dat heeft niets met masochisme of zelfmoord te maken. Ze voelen eenvoudig niet dat ze als mens bestaan en de achterliggende gedachte is dat je alleen door pijn en door het laten vloeien van warm bloed weer deel hebt aan het leven. Volgens mij is het tegen de achtergrond van deze spanning dat we die aanslag moeten plaatsen.
SR & TD: In uw boeken spreekt u van een post-politieke wereld.
SZ: We leven niet echt in een post-politieke wereld, maar het bestaande universum dient zich wel aan als post-politiek in die zin dat er bij voorbaat maatschappelijke overeenkomst lijkt te bestaan over het feit dat grote sociale vraagstukken niet meer als politieke kwesties moeten worden behandeld. Ze worden afgedaan als eenvoudige administratieve besluiten of gebaren. De resterende conflicten gaan grotendeels over culturele verschillen. We zien de huidige vorm van het wereldkapitalisme plus een of andere soort tolerante democratie als hoogste vorm van die voorstelling. En we hebben te maken met de paradox dat slechts weinigen bereid zijn aan die wereld te twijfelen.
SR & TD: Waar zou dat aan liggen?
SZ: In deze post-politieke wereld schijnt er nog altijd een zekere spanning te bestaan tussen wat we doorgaans tolerant liberalisme noemen, en het multiculturalisme. Maar hoewel ik Nietzsche nooit heb gemogen, ben ik geneigd te zeggen: als hier één definitie van toepassing is, dan is het zijn oude dualisme tussen actief en passief nihilisme. Actief nihilisme in de zin dat men het Niets wil, die actieve zelfvernietiging die samenvalt met wat ik hiervoor de hartstocht voor het reële noemde, dus de gedachte dat je om echt te leven jezelf moet vernietigen. En anderzijds het passieve nihilisme dat Nietzsche aanduidde met de ‘laatste mens’, dus niet meer dan een dom, zelfgenoegzaam leven zonder grote hartstochten.
Het probleem van het post-politieke universum is dat we met die twee tendensen zitten die in een soort dodelijke dialectiek gewikkeld zijn. Om uit die duivelskring te breken, moet volgens mij de subjectiviteit opnieuw worden uitgevonden.
SR & TD: U schrijft elders dat de westelijke elites in paniek zijn, dat ze alle oude concepten zoals humanisme of subjectivisme uit het raam gooien. U schrijft daarentegen dat het de moeite loont te onderzoeken wat er van het oude bewaard moet blijven.
SZ: Ik ben natuurlijk niet tegen vernieuwing. Ik kom bijna in de verleiding Virginia Woolf te citeren, die in 1914 of daaromtrent schreef dat het wel leek of de eeuwige menselijke natuur zelf veranderd was. Mens zijn betekent niet meer hetzelfde. We mogen bijvoorbeeld niet de sociale, intersubjectieve effecten van cyberspace onderschatten. Kijk eens naar de eigenaardige verschijnselen die je bijvoorbeeld op internet kunt zien. Er bestaan zogenaamde waarop mensen hun intiemste geheimen prijsgeven aan de anonieme openbaarheid, nog wel tot in de vulgairste details. Zelfs ik met mijn decadente neigingen was geschokt toen ik ontdekte dat mensen videocamera’s op hun toilet zetten zodat je ze bij hun stoelgang kunt observeren. Dat is een nieuwe constellatie. Het is niet privé, maar ook niet openbaar, en het wijkt af van het aloude exhibitionisme. Hoe dan ook, hier gebeurt iets radicaals.
SR & TD: Dat zeggen zoveel mensen, dat we in een tijdperk van radicale verandering leven…
SZ: Ja, en daarvoor wordt ons een hele serie begrippen aangereikt. Men heeft het over een paradigmaverschuiving; New Age-mensen vertellen ons dat we geen cartesiaans, mechanistisch individualisme meer hebben, maar een nieuwe universele geest. Iets dergelijks zeggen de sociologen van de Tweede Moderniteit. En de psychoanalytische denkers zeggen dat het Oedipuscomplex verdwenen is en dat we leven in een tijd van gegeneraliseerde perversie. Die antwoorden zijn fout, ze registreren niet de breuk die we ervaren omdat ze te zeer in het verleden wortelen. Om het nieuwe te bevatten, moeten we met het oude beginnen. Daarmee bedoel ik dat we de afgrond van het nieuwe pas echt kunnen begrijpen wanneer we datgene wat nu gebeurt afmeten aan het verleden. Ik wil hier naar Pascal verwijzen. Ook Pascals probleem was de confrontatie met de moderniteit en de moderne wetenschap. Hij wilde in dit nieuwe, moderne tijdperk een orthodox christen blijven. Zijn conclusies waren veel radicaler en voor ons tegenwoordig interessanter dan die van de liberale Engelse filosofen die de moderniteit gewoon accepteerden.
We zien hetzelfde in de filmgeschiedenis gebeuren met de invoering van het geluid. Wat is het probleem, zou je zeggen: je voegt het geluid toe aan het beeld en zo krijg je een vollediger weergave van de werkelijkheid. Maar het klopt niet. En interessant genoeg waren conservatieve regisseurs het gevoeligst voor de gevolgen van de introductie van het geluid. Ze waren sceptisch – Chaplin tot op zekere hoogte, Fritz Lang ook. Langs Testament des Dr. Mabuse benadrukte op fraaie wijze het spookachtige aura van de stem omdat hij inzag dat de stem nooit zomaar bij het lichaam hoort. Daar zie je dat een conservatief, schijnbaar uit vrees voor de onvertrouwdheid van het nieuwe medium, een veel betere neus had voor zijn radicale mogelijkheden.
Hetzelfde zien we nu weer. Mensen die roepen dat ze het probleem niet zien en dat we ons toch gewoon in de digitale wereld kunnen storten, zien niet wat er werkelijk gaande is.
In de film The Great Dictator persifleert Charlie Chaplin Hitler in de figuur van Hinkel. Er zit een schitterende scène in waarin Hinkel een belangrijke redevoering houdt en volkomen zinloze, obscene taal uitkraamt. Af en toe versta je een alledaags Duits woord als of . Dat geniale inzicht dat de stem een soort spectraal spook is, is te danken aan conservatieven met hun neus voor nieuwigheden.
Zo zijn alle grote breuken ontstaan. In die zin was Nietzsche conservatief en dat kun je wat mij betreft ook altijd zeggen van Marx. Juist nu moeten we die houding op waarde schatten. Als je verrast of geschokt bent, moet je niet doen of er niets aan de hand is. We kunnen niet zomaar zeggen: vooruit, laten we digitale spelletjes gaan spelen. Het vermogen werkelijk verrast te zijn, mogen we niet kwijtraken. Met de stroom mee zwemmen, dat is vandaag naar mijn mening het gevaarlijkst van al.
SR & TD: Laten we eens kijken naar de dingen die ons de laatste tijd verrast hebben. In een artikel schreef u dat terroristen niet ergens ver weg huizen, maar dat ze deel uitmaken van onze beschaving.
SZ: Dat is natuurlijk mijn antwoord op de populaire stelling van Huntington en anderen over de zogenaamde botsing van culturen. Ik wijs die stelling om een heleboel redenen van de hand.
Ten eerste valt het hedendaagse racisme precies samen met dit racisme van het culturele verschil. Het zegt niet: ik ben beter dan jullie, maar het zegt: ik wil mijn cultuur, jullie mogen je eigen cultuur houden. Dat is precies wat elke rechtse politicus nu zegt. Zulke lieden kunnen heel postmodern zijn. Ze aanvaarden dat er geen natuurlijke traditie bestaat en dat elke cultuur een construct is. In Frankrijk heb je ter rechterzijde neofascisten die zich expliciet op het deconstructivisme beroepen. Ze zeggen: ja, het leert ons dat er geen universalisme bestaat maar enkel particuliere identiteiten. Daarom horen de zwarten bij hun cultuur te blijven en wij bij de onze. Opmerkelijk waren ook de eerste reacties van de Amerikaanse Ðmoral majorityð op de aanslagen van 11 september. Pat Robertson is tamelijk marginaal, maar Jerry Falwell is . Zijn reactie was dezelfde als die van de Arabieren, ook al herriep hij hem na enkele dagen. Hij zei dat het bombarderen van het World Trade Center bewees dat God de VS niet langer beschermde omdat het land zich had overgeleverd aan het kwaad, homoseksualiteit en promiscuïteit.
Volgens schattingen van de FBI zijn er in de VS tegenwoordig minstens twee miljoen radicale – dat wil dus ook zeggen: potentieel gewelddadige – rechts-extremisten. Voor een deel zijn ze ook echt gewelddadig, ze vermoorden artsen omdat ze abortussen uitvoeren, om maar te zwijgen van de bomaanslag in Oklahoma City. Naar mijn idee is dat een bewijs dat diezelfde antiliberale, gewelddadige houding ook bij ons leeft, en het is voor mij het bewijs dat het terrorisme een verschijnsel van deze tijd is dat we niet aan een bepaalde beschaving kunnen toeschrijven.
SR & TD: Het is dus geen Arabisch of islamitisch probleem
SZ: Als het om de islam gaat, moet je kijken naar de geschiedenis. In dat verband is ex-Joegoslavië heel interessant. Waarom was Bosnië het toneel van gewelddadige afrekeningen? Omdat het etnisch gesproken de meest gemengde republiek van ex-Joegoslavië was. Waarom? Omdat Bosnië werd gedomineerd door de moslims, die in het verleden beslist het meest tolerant waren. Wij Slovenen en Kroaten, allebei katholieke volken, hebben hen daarentegen al honderden jaren geleden verdreven. Dat bewijst dat de islam niet van nature intolerant is. De vraag is dus waarom dat terroristische aspect van de islam juist nu naar voren komt. De spanning tussen tolerantie en fundamentalistisch geweld ontstaat binnen een beschaving, niet tussen beschavingen.
Op CNN zagen we hoe president Bush de brief van een zevenjarig meisje voorlas wier vader als piloot nu in actie is boven Afghanistan. Ze schreef dat ze van haar vader hield, maar dat zij, als haar land zijn dood nodig had, bereid was haar vader voor haar land te offeren. Bush zei dat dit een voorbeeld van Amerikaans patriottisme was. Laten we even een gedachte-experimentje doen en ons hetzelfde voorstellen met een Afghaans meisje in de hoofdrol. We zouden meteen zeggen: wat een cynisme, wat een fundamentalisme, wat een manipulatie van kleine kinderen. We maken wel degelijk onderscheid in onze waarneming. Maar datgene waardoor we bij anderen geschokt zijn, doen we zelf ook.
SR & TD: Dus multiculturalisme en fundamentalisme zijn lood om oud ijzer?
SZ: Tegen tolerantie kun je natuurlijk niets inbrengen. Maar tegelijk met de multiculturele tolerantie haal je een hoop andere dingen binnen. Is het niet symptomatisch dat het multiculturalisme precies op het moment explodeerde dat de laatste resten van klassenstrijd uit de politieke ruimte verdwenen? Voor veel gewezen linksen is het multiculturalisme een soort vervangende klassenstrijd. We weten niet eens of er nog wel een arbeidende klasse bestaat, laat ons dus spreken over de uitbuiting van anderen. Dat hoeft op zich geen probleem te zijn. Maar er is een gevaar dat vraagstukken van economische uitbuiting worden omgetoverd tot problemen van culturele tolerantie. En dan is het nog maar één stap verder, zoals Julia Kristeva die heeft gezet in Etrangers à nous mêmes, om te zeggen dat we geen anderen kunnen verdragen omdat we het andere in onszelf niet verdragen. Dat is je reinste pseudo-psychoanalytisch cultureel reductionisme.
Is het niet tegelijk triest en tragisch dat rechtse populisten tegenwoordig de enige relatief sterke politieke beweging zijn die de arbeidersklasse nog direct aanspreekt? Toen ik Le Pen drie jaar geleden bezig zag op een congres van het Front National was ik geschokt. Hij haalde een zwarte Fransman, een Algerijn en een jood het podium op, omhelsde hen en riep: jullie zijn Fransen zoals ik, mijn enige vijanden zijn de internationale kosmopolitische ondernemingen die de Franse belangen met voeten treden. De eerste consequentie is dus dat alleen rechts nog over economische uitbuiting spreekt.
SR & TD: En de tweede?
SZ: Wat me ook niet bevalt aan de multiculturele tolerantie is dat ze vaak hypocriet is, in die zin dat het andere dat ze tolereert vaak bij voorbaat onschadelijk is gemaakt. Het andere is oké zolang het gaat om eten, kunst en dans. Maar hoe zit het met de clitoridectomie, de meisjesbesnijdenis? Of met mijn vrienden die zeggen dat je het boeddhisme moet respecteren? Allemaal leuk en aardig, maar wat vinden we van oude gebruiken zoals dat wanneer een man sterft zijn vrouw mee verbrand wordt? Hoe respecteren we dat? Daar ligt een probleem.
Deze voorstelling van tolerantie maskeert echter vooral haar tegendeel: de intolerantie. In mijn boeken kom ik steeds terug op het verschijnsel dat in dat liberale perspectief de Ander altijd de gedaante aanneemt van iets dat ons op de een of andere manier kan aantasten.
SR & TD: In uw boek maakt u gewag van een ‘ware universaliteit’ als tegenpool van dat valse respect. Wat verstaat u daaronder?
SZ: Hier moet ik mezelf een eenvoudige habermasiaanse vraag stellen: hoe kunnen we universaliteit in onze ervaring terugvinden? Natuurlijk ga ik niet mee in dat postmoderne spelletje dat ieder van ons zijn eigen universum bewoont enzovoort. Ik geloof in universaliteit. Ik geloof echter niet in een universaliteit a priori van regels of voorstellingen.
De politieke universaliteit is de enige waartoe we toegang hebben. Dat is geen abstracte idealistische solidariteit, maar verbondenheid in de strijd. Het authentieke moment van solidariteit komt voor mij wanneer we – bijvoorbeeld als feministen en ecologen of als feministen en arbeiders – plotseling ontdekken: mijn God, we strijden waarachtig voor dezelfde zaak. Deze politieke universaliteit zou de enige authentieke zijn. Maar vandaag de dag ontbreekt die natuurlijk, omdat politiek in toenemende mate wordt gereduceerd tot het bereiken van compromissen tussen verschillende standpunten.
SR & TD: Kun je zeggen dat die post-politiek diezelfde vrijheid ondergraaft waarvan de laatste tijd zo vaak sprake is?
SZ: Ik zou zeggen dat wat ons tegenwoordig als vrijheid wordt verkocht die radicale dimensie van vrijheid en democratie mist: de overtuiging dat belangrijke maatschappelijke beslissingen worden besproken en genomen door zoveel mogelijk mensen of tenminste door de meerderheid. In die zin hebben we tegenwoordig geen echte ervaring van vrijheid. Onze vrijheden worden steeds meer teruggebracht tot de vrijheid je eigen levensstijl te kiezen. Je kunt tot op zekere hoogte zelfs je etnische identiteit kiezen. Neem Bosnië, waar zoveel gemengde gezinnen waren. Toen de oorlog uitbrak, moesten ze kiezen: ben je pro-Servisch, pro-Kroatisch of pro-moslim? Dat zat niet in de genen, er moest voor gekozen worden.
Maar die nieuwe wereld van de vrijheid zoals beschreven door Ulrich Beck, die denkt dat alles een zaak is van reflexieve onderhandeling en vrije keuze, kan nieuwe onvrijheden bevatten. We weten bijvoorbeeld hoe moeilijk het vandaag kan zijn – ook voor een academicus of journalist – een vaste betrekking te vinden. Vaak moet je het doen met een twee- of driejarig contract waar over je steeds weer opnieuw moet onderhandelen. Dat vinden de meesten van ons traumatisch – je bent nooit ergens zeker van. En dan zegt de postmoderne ideoloog: o, maar dat is toch een extra vrijheid, je kunt jezelf voortaan om de twee jaar opnieuw uitvinden!
Bij de doorbraak van die nieuwe vrijheden, die vallen in de categorie van wat Foucault de ÐZorg voor het Zelfð noemde, hoort ook grotere maatschappelijke onvrijheid. Twintig of dertig jaar geleden werd er nog over gedebatteerd of de toekomst fascistisch, communistisch of kapitalistisch zou zijn. Daar debatteert niemand nu meer over. Die elementaire maatschappelijke opties worden niet meer beschouwd als iets waarvoor je kunt kiezen. Het terrein van de fundamentele maatschappelijke vraagstukken is eenvoudig gedepolitiseerd. Ik vind het zeer bedroevend dat we – juist in een tijd van enorme sociale veranderingen, waarin maatschappelijke coördinaten massaal verschuiven – dat niet meer zien als iets waarover we in vrijheid beslissen.
SR & TD: Zou u dat ook willen zeggen met betrekking tot voormalig Joegoslavië? In Servië werd meer vrijheid beloofd na de machtswisseling van vorig jaar. Er is niet veel van terechtgekomen.
SZ: Er zijn nu eenmaal situaties waarin verbitterde politieke gevechten worden geleverd zonder dat je van een van de betrokken partijen kunt zeggen dat zij een authentiek democratisch engagement vertegenwoordigt. Ik zie momenteel in Servië – om een naïef begrip te hanteren – geen authentiek democratisch subject. Hier ben ik het weer met Alain Badiou eens: een werkelijk emancipatoire politieke kracht is niet altijd voorhanden. Je kunt zelfs zeggen dat hij dat meestal niet is. Je ziet maar zelden een soort explosie van authentieke democratische politieke subjectiviteit. Politiek is een zeldzaamheid geworden.
SR & TD: Om met 11 september af te sluiten: er zijn enkele weken voorbijgegaan en we zitten nu in een merkwaardige oorlog waarvan ons wordt gezegd dat hij lang gaat duren. Wat denkt u daarvan?
SZ: Het baart mij zorgen dat veel Amerikanen de aanslagen van 11 september zien als iets dat hen tot onschuldigen stempelt: vroeger had je Vietnam en zo, maar nu zijn we zelf slachtoffer en daarom is het ditmaal legitiem als we ons vereenzelvigen met het Amerikaanse patriottisme. Dat is een riskante stellingname. Het grote alternatief voor de Amerikanen is juist, zoals mijn vriend Ariel Dorfman onlangs schreef, dat ze nu de kans hebben leden van de volkengemeenschap te worden. Amerika gedraagt zich altijd alsof het iets heel bijzonders is. Het zou in deze aanval een aanleiding moeten zien om zichzelf niet langer te beschouwen als iets bijzonders, maar als een eenvoudig en waarachtig deel van deze wereld. Dat is de grote optie. Het idee dat het rijkste land van de wereld nu een van de armste bombardeert, is buitengewoon onrustbarend en tragisch. Het doet me denken aan de bekende grap over de idioot die in het donker zijn huissleutel kwijtraakt en hem gaat zoeken onder de dichtstbijzijnde straatlantaarn. En als hem wordt gevraagd waarom hij dat doet, zegt hij: ik heb hem daar verloren, maar hier heb ik meer licht om te zoeken.
Maar ook links heeft me diep teleurgesteld. De terugtrekking op die veilige pacifistische houding – geweld roept meer geweld op, geef de vrede een kans – is abstract en snijdt hier geen hout. Om te beginnen is die regel niet universeel. Ik stel mijn linkse vrienden die deze mantra aanroepen de vraag: wat hadden jullie onder Hitler gezegd? Hadden jullie dan ook gezegd dat je geen geweld wilde gebruiken omdat het nooit helpt? Het is gewoon een feit: er komt een punt dat je vechten moet. Dat is voor mij niet het probleem, maar wel dat deze oorlog nooit de oplossing kan brengen. Minstens zo misleidend is de gedachte dat deze aanslagen een soort arbeiders revolutie van de Derde Wereld tegen het Amerikaanse imperialisme zouden voorstellen. Dan zou ook het Amerikaanse fundamentalisme waarover we het net hadden een antwoord van de onderdrukten zijn, wat het duidelijk niet is. We staan dus voor de uitdaging onze coördinaten opnieuw te overdenken. Ik hoop dat dat de positieve uitkomst van deze gebeurtenissen is: dat we ze niet gebruiken als excuus om op dezelfde voet door te gaan, maar als aanleiding om na te denken over wat er echt verandert in onze wereld.
Published 5 April 2002
Original in English
Translated by
Aart Brouwer
First published by De Groene Amsterdamer
© Novo Magazin / De Groene Amsterdamer / Eurozine
PDF/PRINTNewsletter
Subscribe to know what’s worth thinking about.